1.10.3. In tunnels met tweerichtingsverkeer en/of stagnerend eenrichtingsverkeer wordt slechts longitudinale ventilatie toegepast indien uit een risicoanalyse overeenkomstig artikel 13 blijkt dat het aanvaardbaar is en/of worden er specifieke maatregelen genomen, zoals een betere verkeersregulering, geringere afstanden naar de nooduitgangen en rookafzuiginstallaties op bepaalde afstanden.
1.10.3 Bei Gegenverkehrstunneln und/oder Richtungsverkehr mit Staubildung wird in Längsrichtung wirkende Lüftung nur dann angebracht, wenn eine Risikoanalyse gemäß Artikel 13 zeigt, dass sie akzeptabel ist und/oder spezifische Maßnahmen ergriffen werden, wie besseres Verkehrsmanagement, geringere Abstände zwischen den Notausgängen oder in regelmäßigen Abständen angebrachte Rauchabzüge.