Een toetsing van artikel 1258, tweede lid, van het Gerechtelijk Wetboek, in samenhang gelezen met de artikelen 1 tot 13 van de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, kan niet tot een ruimere vaststelling van schending leiden, zodat de prejudiciële vragen, gesteld in de zaken nrs. 4425 en 4454, niet vanuit dat oogpunt dienen te worden onderzocht.
Eine Prüfung von Artikel 1258 Absatz 2 des Gerichtsgesetzbuches in Verbindung mit den Artikeln 1 bis 13 des Gesetzes vom 21. April 2007 über die Rückforderbarkeit der Rechtsanwaltshonorare und -kosten kann nicht zu einer weiter gehenden Feststellung eines Verstosses führen, so dass die in den Rechtssachen Nrn. 4425 und 4454 gestellten präjudiziellen Fragen nicht aus diesem Gesichtspunkt geprüft werden müssen.