Overwegende dat in artikel 6 van Verordening (EEG) nr. 2191/81 (3) en in artikel 5 van Verordening (EEG) nr. 2192/81 (4) van de Commissie, beide laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EEG) nr. 1333/82 (5), de controlefrequentie in verband met de toekenning van de in die verordeningen bedoelde steun is vastgesteld; dat deze bepalingen gewijzigd moeten worden om rekening te houden met de minimumeisen die ter zake zijn vastgesteld in Richtlijn 77/435/EEG van de Raad van 27 juni 1977 inzake de door de Lid-Staten uit te voeren controles op de verrichtingen in het kader van de financieringsregeling van de afdeling Garantie van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (6);
Artikel 6 der Verordnung (EWG) Nr. 2191/81 der Kommission (3) und Artikel 5 der Verordnung (EWG) Nr. 2192/81 der Kommission (4), beide zuletzt geändert durch die Verordnung (EWG) Nr. 1333/82 (5), legen die Häufigkeit der mit der Gewährung der vorgesehenen Beihilfen verbundenen Kontrollen fest. Diese Bestimmungen sind zu ändern, um den diesbezueglichen Mindestanforderungen Rechnung zu tragen, die mit der Richtlinie 77/435/EWG des Rates vom 27. Juni 1977 über die von den Mitgliedstaaten vorzunehmende Prüfung der Maßnahmen, die Bestandteil des Finanzierungssystems des Europäischen Ausrichtungs- und Garantiefonds für die Landwirtschaft, Abteilung Garantie, sind (6), festgesetzt worden sind.