7. benadrukt dat elke regulering van deze sector, gezien de uiteenlopende tradities en cultuur in de lidstaten, in overeenstemming moet zijn met en moet berusten op het beginsel van subsidiariteit, een „actieve subsidiariteit” die samenwerking tussen nationale instanties behelst; is niettemin van mening dat dit beginsel eerbiediging van de regels van de interne markt impliceert, voor zover die overeenkomstig de jurisprudentie van het EHvJ inzake kansspelen van toepassing zijn;
7. betont, dass angesichts der unterschiedlichen Traditionen und Kulturen in den Mitgliedstaaten das Subsidiaritätsprinzip bei jeder Regulierung des Glückspielsektors anzuwenden ist und diese stützen muss; ist der Ansicht, dass das Subsidiaritätsprinzip als „aktive Subsidiarität“ aufzufassen ist, bei der die nationalen Behörden zusammenarbeiten; ist jedoch der Auffassung, dass das Subsidiaritätsprinzip die Einhaltung der Vorschriften des Binnenmarkts – soweit anwendbar – in Übereinstimmung mit dem Urteil des EuGH zu Glücksspielen voraussetzt;