De prejudiciële vraag heeft betrekking op het verschil in behandeling ten aanzien van de rechten van verdediging dat de in het geding zijnde bepalingen teweegbrengen onder de ouders die burgerrechtelijk aansprakelijk zijn op grond van artikel 1384, tweede en
vijfde lid, van het Burgerlijk Wetboek, naargelang ten aanzien van hun kind al dan niet jeugdbeschermingsmaatregelen zijn genomen met betrekking tot de feiten waarvoor zij burgerrechtelijk aansprakelijk zijn : in het eerste geval kan de ouder, volgens artikel 55, derde lid, van de we
t van 8 april 1965, geen toegang h ...[+++]ebben tot de elementen van het dossier die het hem in voorkomend geval mogelijk zouden maken het vermoeden iuris tantum dat krachtens het voormelde artikel 1384, tweede en vijfde lid, op hem rust, om te keren; in het tweede geval zou hij toegang hebben tot de elementen van een onderzoek van gemeen recht.Die präjudizielle Frage bezieht sich auf den Behandlungsunterschied hinsichtlich der Rechte der Verteidigung, den die fraglichen Bestimmungen zwischen den Eltern einführen, die zivilrechtlich haftbar sind auf der Grundlage von Artikel 1384 Absätze 2 und 5 des Zivilgesetzbuches, je nachdem, ob ihr Kind Gegenstand von Jugendschutzmassnahmen im Zusammenhang mit den Taten, für die sie zivilrechtlich haftbar sind, gewesen ist oder nicht; im erstgenannten Fall können die Eltern gemäss Artikel 55 Absatz 3 des Gesetzes vom 8. April 1965 nicht Zugang zu Elementen der Akte haben, die es ihnen gegebenenfalls erlauben könnten, die ihnen durch den obengenannten Artikel 1384 Absätze 2 und 5 a
uferlegte Vermutung iuris ...[+++] tantum umzukehren, und im zweitgenannten Fall hätten sie Zugang zu den Elementen einer gemeinrechtlichen Untersuchung.