2. Bij bedrijfsbeëindiging, in andere dan de in lid 1 genoemde gevallen, van een aardappelmeelbedrijf of van een of meer aardappelmeelfabrieken van een aardappelmeelbedrijf kan de lidstaat de subquota die door deze bedrijfsbeëindiging vrijkomen, toekennen aan een of meer aardappelmeelbedrijven.
2. In the event of the closure, in circumstances other than those referred to in paragraph 1, of a starch-producing undertaking, or of one or more factories of a starch-producing undertaking, the Member State may allocate the subquotas involved by such closure to one or more starch-producing undertakings.