Teneinde het vangen van dieren in het wild ten behoeve van de fok te beëindigen, zouden, na een passende overgangsperiode, in procedures alleen dieren mogen worden gebruikt die zelf nakomelingen zijn van in gevangenschap gefokte dieren of die afkomstig zijn van fokkolonies die zichzelf in stand houden.
In order to end the capturing of animals from the wild for breeding purposes, only animals that are the offspring of an animal which has been bred in captivity, or that are sourced from self-sustaining colonies, should be used in procedures after an appropriate transition period.