Welke grenzen stellen artikel 4 van de richtlijn 2004/83/EG (1) van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2004 inzake minimumnormen voor de erkenning van o
nderdanen van derde landen en staatlozen als vluchteling of als persoon die anderszins internationale bescherming behoeft, en de inhoud van de verleende bescherming, en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, in het bijzonder de artikelen 3 en 7 daarvan, aan de wijze va
n beoordelen van de geloofwaardigheid van een gestelde seksuele gerichtheid en verschillen die g
...[+++]renzen van de grenzen die gelden voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van de andere gronden van vervolging en, zo ja, in welk opzicht?
What limits do Article 4 of Council Directive 2004/83/EC (1) of 29 April 2004 on minimum standards for the qualification and status of third country nationals or stateless persons as refugees or as persons who otherwise need international protection and the content of the protection granted, and the Charter of Fundamental Rights of the European Union, in particular Articles 3 and 7 thereof, impose on the method of assessing the credibility of a declared sexual orientation, and are those limits different from the limits which apply to assessment of the credibility of the other grounds of persecution and, if so, in what respect?