21. betreurt het feit dat het aantal mensen voor wie armoede of sociale uitsluiting dreigt in de meeste geval
len is toegenomen; merkt voorts op dat achter deze statistieken een nog hardere werkelijkheid schuilgaat, namelijk dat
wanneer het bbp per hoofd van de bevolking achteruitgaat,
ook de armoedegrens naar beneden opschuift, waardoor we mensen die we tot voor kort als arm beschouwden nu
...[+++] niet langer als arm beschouwen; wijst erop dat de krimp van het bbp, de sterke afname van publieke en particuliere investeringen en de daling van investeringen in OO in de programmalanden leiden tot een afname van het potentiële bbp en op de lange termijn tot armoede;
21. Regrets the fact that in most cases the level of people at risk of poverty or social exclusion has increased; notes, moreover, that these statistics hide a much harsher reality, which is that when GDP per capita falls, the poverty threshold also falls, meaning that people who until recently were considered to be in poverty are now considered to be out of poverty; points out that, in the countries undergoing adjustment and budgetary crisis, the fall in GDP, the slump in public and private investment and the drop in RD investment are leading to a reduction of the potential GDP and creating long-term poverty;