Om de overgang naar geavanceerde biobrandstoffen voor te bereiden en de totale effecten van indirecte veranderingen in het landgebruik te minimaliseren is het passend om de hoeveelheid biobrandstoffen en vloeibare biomassa, geproduceerd uit granen en andere zetmeelrijke gewassen, suikers en oliegewassen en uit gewassen die als hoofdgewas primair voor energiedoeleinden op landbouwgrond worden geteeld, die kan worden meegeteld voor het bereiken van de bij Richtlijn 2009/28/EG vastgestelde streefcijfers, te beperken, zonder het totale gebruik van dergelijke biobrandstoffen en vloeibare biomassa te beperken.
To prepare for the transition towards advanced biofuels and minimise the overall indirect land-use change impacts, it is appropriate to limit the amount of biofuels and bioliquids produced from cereal and other starch-rich crops, sugars and oil crops and from crops grown as main crops primarily for energy purposes on agricultural land that can be counted towards targets set out in Directive 2009/28/EC, without restricting the overall use of such biofuels and bioliquids.