De bijzondere kenmerken van de ultraperifere gebieden, die zijn erkend door de auteurs van het Verdrag van Maastricht (Verklaring nr. 26) en van het Verdrag van Amsterdam (het eerder genoemde artikel 299, lid 2) en de invoering van een specifieke rechtsgrond voor de ul
traperiferie, en de bekrachtiging ervan in het Grondwettelijk Verdrag, leggen de grondslag voor een comm
unautaire actie van "positieve discriminatie" van deze regio's, met als doel de impact van de permanente handicaps van de ultraperifere regio's te milderen alsook de o
...[+++]ntwikkeling van deze regio's en hun aansluiting bij het EU-peloton in de hand te werken.
The particular characteristics of the outermost regions, recognised by the authors of the Maastricht Treaty, with the introduction of declaration No 26, the Treaty of Amsterdam (Article 299(2) cited above), and a specific legal basis for the outermost regions, recently confirmed in the Constitutional Treaty, provide the foundations for positive Community action differentiating these regions and aimed at mitigating the permanent handicaps facing them and facilitating their development and convergence with the rest of the EU.