In het bestreden arrest heeft het Gerecht die beginselen op de onderhavige zaak toegepast en daaruit op goede gronden afgeleid dat aangezien de naam van de PMOI bij het litigieuze besluit op de in artikel 2, lid 3, van verordening nr. 2580/2001 voorziene lijst is gehandhaafd, op welke lijst zij sinds haar initiële vermelding op 3 mei 2002 krachtens besluit 2002/334 voorkwam, de Raad niet, zoals hij in casu heeft gedaan, de nieuwe tegen de PMOI gerichte bezwarende elementen gelijktijdig met de vaststelling van het litigieuze besluit kon meedelen.
In the judgment under appeal, the General Court applied those principles to the facts of the case and rightly concluded that, given that the PMOI’s name had been maintained, by the contested decision, in the list referred to in Article 2(3) of Regulation No 2580/2001, a list in which it had appeared ever since its original inclusion on 3 May 2002 pursuant to Decision 2002/334, the Council might not, as it did in that case, communicate the new incriminating evidence against the PMOI at the same time as it adopted the contested decision.