(i) „persoon met een handicap of met beperkte mobiliteit”: alle personen wier mobiliteit bij het gebruik van vervoer beperkt is ten gevolge van een lichamelijke (zintuiglijke of motorische, permanente of tijdelijke ) handicap , een verstandelijke handicap of beperking, of enige andere oorzaak van handicap, of ten gevolge van leeftijd, en wier situatie vereist dat zij passende aandacht krijgen en dat de aan alle passagiers verstrekte diensten aan hen worden aangepast;
(i) ‘disabled person or ’person with reduced mobility‘ means any person whose mobility when using transport is reduced due to any physical disability (sensory or locomotor, permanent or temporary ), intellectual disability or impairment, or any other cause of disability, or due to age, and whose situation needs appropriate attention and the adaptation to his or her particular needs of the service made available to all passengers;