(3) ACHT het essentieel dat alle wetgeving over elektronische communicatie voldoet aan de eisen betreffende de persoonlijke levenssfeer en de bescherming van persoonsgegevens die voortvloeien uit het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 4 november 1950, het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot
de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens, het Gemeenschapsrecht, met name de algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht, met inbegrip van de beginselen bedoeld in artikel 6, leden 1 en 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie, artikel 15, lid 1, van Richt
...[+++]lijn 2002/58/EG betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie en Richtlijn 95/46/EG 1 van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en het vrije verkeer van die gegevens.(3) CONSIDERS it essential that any legislation on electronic communications respec
ts the requirements regarding privacy and the protection of personal data which stem from the European Convention on Human Rights of 4 November 1950; the Council of Europe Convention of 28 January 1981 for the protection of individuals with regard to automatic processing of personal data; Community law, notably the general principles of Community law, including those referred to in Article 6 (1) and (2) of the Treaty of the European Union, Article 15 (1) of Directive 2002/58/EC on the processing of personal data and the protection of privacy in the elect
...[+++]ronic communications sector, and Directive 95/46/EC of the European Parliament and of the Council of 24 October 1995 on the protection of individuals with regard to the processing of personal data and on the free movement of such data.