3. dringt er bij de lidstaten op aan verkrachting van en seksueel geweld jegens vrouwen, met name binnen het huwelijk en informele intieme relaties en/of begaan door mannelijke verwanten, als strafbare feiten te erkennen als er tegen de wil van het slachtoffer is gehandeld, ervoor te zorgen dat deze delicten automatisch worden vervolgd, en bij geweld tegen vrouwen elk beroep op culturele, traditionele of religieuze praktijken of tradities als verzachtende omstandigheid af te wijzen, dus ook bij zogeheten „eermisdrijven” en bij genitale verminking van vrouwen;
3. Urges the Member States to recognise rape and sexual violence against women, particularly within marriage and intimate informal relationships and/or where committed by male relatives, as a crime in cases where the victim did not give consent, to ensure that such offences result in automatic prosecution, and to reject any reference to cultural, traditional or religious practices as a mitigating factor in cases of violence against women, including so-called ‘crimes of honour’ and female genital mutilation;