De verwijzende rechterlijke instantie wenst in wezen te vernemen of de richtlijn aldus dient te worden uitgelegd dat deze zich verzet tegen een nationale regeling zoals de Belgische wetgeving, die, behoudens bepaalde uitzonderingen, een algemeen verbod stelt op gezamenlijke aanbiedingen van een verkoper aan een consument, ongeacht de specifieke omstandigheden van het concrete geval.
The national court asks, essentially, whether the Directive is to be interpreted as precluding national legislation, such as the Belgian Law, which, with certain exceptions, and without taking account of the specific circumstances, imposes a general prohibition of combined offers made by a vendor to a consumer.