Alle binnenboordmotoren moeten in een gesloten en van de leefruimte afgescheiden compartiment zijn geplaatst en zodanig zijn gemonteerd dat het gevaar van brand of uitbreiding van brand en de gevaren van giftige rook, warmte, lawaai of trillingen in de leefruimte tot een minimum beperkt blijven.
All inboard mounted engines shall be placed within an enclosure separated from living quarters and installed so as to minimise the risk of fires or spread of fires as well as hazards from toxic fumes, heat, noise or vibrations in the living quarters.