De lidstaten mogen bepalen dat vorderingen betreffende een gemeenschappelijke beleggingsverrichting ten aanzien waarvan twee of meer personen als leden van een niet over rechtspersoonlijkheid beschikkende partnership, vereniging of een andere soortgelijke groepering rechten kunnen doen gelden, voor de berekening van de limieten bedoeld in artikel 4, leden 1, 3 en 4, mogen worden samengevoegd en behandeld als vloeiden zij voort uit een belegging door één belegger.
Member States may provide that claims relating to joint investment business to which two or more persons are entitled as members of a business partnership, association or grouping of a similar nature which has no legal personality may, for the purpose of calculating the limits provided for in Article 4 (1), (3) and (4), be aggregated and treated as if arising from an investment made by a single investor.