(d) Een bevoegde autoriteit in de ontvangende lidstaat die de toegang tot een gereglementeerd beroep afhankelijk maakt van de indiening van bewijzen dat de betrokkene van goed zedelijk gedrag is of nooit failliet is gegaan, of die de uitoefening van zo'n beroep in geval van ernstige beroepsfouten of strafrechtelijke inbreuken tijdelijk of permanent verbiedt, aanvaardt voor onderdanen van de lidstaten die het beroep op haar grondgebied willen uitoefenen als genoegzaam bewijs documenten afgegeven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong of herkomst van de betrokkene, waaruit blijkt dat aan die voorwaarden is voldaan.
(d) Where the competent authority of a host Member State requires of persons wishing to take up a regulated profession proof that they are of good character or repute or that they have not been declared bankrupt, or suspends or prohibits the pursuit of that profession in the event of serious professional misconduct or a criminal offence, that Member State shall accept as sufficient evidence, in respect of nationals of Member States wishing to pursue that profession in its territory, the production of documents issued by competent authorities in the home Member State or the Member State from which the foreign national comes, showing that those requirements are met.