In die context brengt het in herinnering dat het eigendomsrecht in het Unierecht geen absolute bescherming geniet en dat de uitoefening van dat recht aan beperkingen kan worden onderworpen, mits deze daadwerkelijk aan door de Unie nagestreefde doeleinden van algemeen belang beantwoorden en, het nagestreefde doel in aanmerking genomen, geen onevenredige en onduldbare ingreep opleveren waardoor de gewaarborgde rechten in hun kern worden aangetast. De bevriezing van tegoeden is een conservatoire maatregel en heeft dus niet tot doel de betrokkenen hun eigendom te ontnemen.
It states, in that regard, that the right to property under EU law does not enjoy absolute protection and that the exercise of the right to property may be restricted, provided that those restrictions in fact correspond to objectives of public interest pursued by the European Union and do not constitute, in relation to the aim pursued, a disproportionate and intolerable interference, impairing the very substance of the right so guaranteed.