26. herinnert aan de wenselijkheid om in overeenstemming met de in november 2005 aangenomen wet inzake omroepactiviteiten, de onafhankelijkheid van de publieke omroep ten opzichte van staatsorganen te handhaven en vrije baan te geven aan de bestaande verscheidenheid van opinies en daarbij te voorkomen dat andere media worden gehinderd door overheidsbemoeienis; dringt er bij de autoriteiten op aan te zorgen voor publieke naleving van de normen van de EU en de Raad van Europa inzake het tegengaan van de heropleving van haatdragende uitlatingen, vooral in de media, tegen aangrenzende staten;
26. Points out that it is desirable, in accordance with the Broadcasting Law adopted in November 2005, to uphold the independence of public broadcasting from state bodies, give free rein to existing diversity of opinion and, in the process, prevent other media from being obstructed as a result of government meddling; urges the authorities to ensure public compliance with EU and Council of Europe standards on countering the resurgence of "hate speech", particularly in the media, against neighbouring States;