Gelet op de ernst van de btw-fraude moet het de lidstaten worden toegestaan om, op tijdelijke basis, voor bepaalde categorieën van goederen en diensten, ook als deze categorieën niet zijn opgenomen in artikel 199 van Richtlijn 2006/112/EG of het voorwerp uitmaken van een specifieke, aan een lidstaat verleende afwijking, een regeling toe te passen waarbij de verplichting tot betaling van de btw op tijdelijke basis wordt verlegd naar de persoon voor wie de belastbare goederenleveringen of diensten worden verricht.
Given the seriousness of VAT fraud, Member States should be allowed to apply, on a temporary basis, a mechanism whereby the obligation to pay VAT with regard to supplies of certain categories of goods and services shifts onto the person to whom the taxable supply of goods or services is made, including where those categories are neither listed in Article 199 of Directive 2006/112/EC nor subject to specific derogations granted to Member States.