De Commissie stelde vast dat sommige publieke omroepen te veel compensatie hadden ontvangen, die over het algemeen naar hun programmareserves was overgeboekt, maar beschouwde die staatssteun als verenigbaar met de gemeenschappelijke markt voor zover het overschot werd aangehouden in een reserve voor speciale doeleinden die niet meer dan 10 % van de jaarlijkse begroting van de omroep bedroeg.
The Commission found that certain public service broadcasters had benefited from over-compensation, generally transferred to their programme reserves, but considered that State aid to be compatible with the common market provided that the surplus compensation was held in a special purpose reserve, the amount of which must not exceed 10% of the broadcaster's annual budget.