Na gebleken copulatie worden vrouwtjes die geacht worden drachtig te zijn elk apart gehuisvest in kooien die zijn bestemd voor werpen of moederschap, waar ze worden voorzien van geschikt en gedefinieerd nestmateriaal.
After evidence of copulation, females that are presumed to be pregnant are housed separately in parturition or maternity cages where they are provided with appropriate and defined nesting materials.