Het Hof brengt vooreerst in herinnering dat de met de sociale partners gesloten collectieve overeenkomsten, net als het nationale recht van de lidstaten, het beginsel van non-discriminatie op grond van leeftijd in acht moeten nemen, dat als algemeen beginsel van het recht van de Unie is erkend en door de richtlijn op het vlak van arbeid en beroep is geconcretiseerd.
The Court recalls, firstly, that the collective agreements entered into with the social partners must, as with the national laws of the Member States, respect the principle of non-discrimination on grounds of age, which is recognised as a general principle of EU law and given specific expression by the directive in the domain of employment and occupation.