R. overwegende dat zowel de preambule van het Verdrag betreffende de Europese Unie, de artikelen 8, 9, 10, 19 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Unie als de rechtspraak van het Europees Hof van Justitie het belang van de sociale grondrechten hebben erkend door deze hun beslag te doen vinden in transversale beginselen van het communautair recht, waardoor onderstreept wordt dat de EU verplicht is de grondrechten en fundamentele vrijheden te waarborgen, zoals de vakbondsrechten, het recht op staking, het recht op vereniging, vergadering, enz., zoal
s vastgelegd in het Europees Sociaal Handvest, en overwegende dat artikel 151
...[+++]van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie een expliciete verwijzing bevat naar de fundamentele sociale rechten zoals vastgelegd in het Europees Sociaal Handvest; R. whereas the preamb
le of the Treaty on European Union, Articles 8, 9, 10, 19 and 21 of the EU Charter of Fundamental Rights and the case law established by the EU Court of Justice acknowledge the import
ance of fundamental social rights through their embodiment in cross-cutting principles of Community law, thus making it clear that the EU must guarantee fundamental rights and freedoms, such as trade union rights, the right to strike, and the right of association, assembly, etc., as defined in the European Social Charter, and whereas
...[+++] Article 151 of the Treaty on the Functioning of the European Union contains an explicit reference to fundamental social rights such as those set out in the European Social Charter;