de vraag of de geldschieter in laatste instantie, wanneer het monetaire beleid in één instelling is geconcentreerd, terwijl 15 andere nationale instellingen voor het toezicht bevoegd blijven, en wanneer door belastinggelden of particuliere gelden die door banken of andere marktdeelnemers zijn verstrekt algemene liquiditeitseffecten ontstaan, gevolgen zou hebben voor het voeren van monetair beleid;
whether the fact that the lender of the last resort when monetary policy is concentrated on one institution while supervision rests with another 15 national institutions, and when the generalised liquidity effect created by taxpayers' funds or by private money provided by banks or other market participants, would have implications for the conduct of monetary policy;