Met haar zevende middel stelt rekwirante dat het Gerecht artikel 7, lid 1, sub b, van verordening nr. 40/94 heeft geschonden door zich in punt 37 van het bestreden arrest op het uitgangspunt te stellen dat de „gemiddelde consument [...] het gewoon [is] gelijksoortige vormen met een grote verscheidenheid in het design te zien”, en daaruit af te leiden dat de betrokken merken elk onderscheidend vermogen missen.
By its seventh ground of appeal, the appellant submits that the Court of First Instance contravened Article 7(1)(b) of Regulation No 40/94 by relying, at paragraph 37 of the contested judgment, on the statement that ‘the average consumer is accustomed to seeing shapes similar to those at issue here, in a wide variety of designs’, so as to hold that the marks in question were devoid of any distinctive character.