Tenslotte was zij van oordeel dat, zelfs indien de Belgische PMU en Tiercé Franco-Belge in een machtspositie verkeerden, de weigering om Ladbroke als agent te erkennen niet van invloed had kunnen zijn op het handelsverkeer tussen Lid-Staten aangezien de weddenschappen in het Frans-Belgisch grensgebied slechts van marginale betekenis zijn en de weddenschappen die het voorwerp van de klacht uitmaken, worden aangegaan in Belgische kantoren en op Belgische harddraverijen en paardenrennen zonder dat financiële transfers tussen België en een andere Lid-Staat plaatsvinden.
Lastly, it took the view that, even supposing that the PMU Belge and Tiercé Franco-Belge were in a dominant position, the refusal to accredit Ladbroke would not have affected trade between Member States, since the taking of bets at the Franco-Belgian frontier is of only marginal significance and since the bets to which the complaint relates are taken in Belgian outlets on Belgian races do not involve any financial transfer between Belgium and another Member State.