Aangezien het bij de vergelijking tussen de kwaliteit van de dienstverlening die de AMM-exploitant aan zichzelf verstrekt en de kwaliteit van de dienstverlening die hij aan derde toegangvragende partijen verstrekt, aan transparantie ontbreekt, is het vaak moeilijk om vast te stellen of er sprake is van discriminerend gedrag en om op basis daarvan overeenkomstig artikel 10 van Richtlijn 2002/19/EG non-discriminatie te handhaven.
Given the lack of transparency concerning a comparison between the quality of service the SMP operator supplies to itself and the quality of service it provides to third-party access seekers, it is often difficult to detect discriminatory behaviour, and as a result to enforce non-discrimination in compliance under Article 10 of Directive 2002/19/EC.