Het eerste protocol verruimde het mandaat van Europol tot het witwassen van geld, terwijl de twee volgende de bevoegdheden van de Europol bij haar ondersteunende activiteiten voor de lidstaten versterkten. Europol kreeg onder meer de bevoegdheid gemeenschappelijke onderzoeksteams te coördineren, om opening van onderzoek te verzoeken en landen van buiten de EU (waarmee Europol operationele overeenkomsten heeft gesloten) tot de analysegroepen toe te laten.
The first Protocol extends Europol's mandate to cover money laundering, whereas the other two strengthen the Office's powers in the field of assistance to Member States by enabling it, in particular, to coordinate joint investigation teams, to make requests to initiate investigations, to allow the participation of third countries (with which Europol has concluded operational agreements) in analysis groups, etc.