Microchips kunnen op bereikbare plaatsen worden ingebracht (in de pols bij grotere dieren, onder het nekvel bij kleinere soorten). Omdat het belangrijk is de dieren gemakkelijk van elkaar te kunnen onderscheiden, maken sommige laboratoria met succes gebruik van individuele namen voor de dieren; dit maakt het makkelijk de dominante en ondergeschikte dieren te identificeren en bevordert volgens sommigen een meer respectvolle behandeling van de dieren door het verzorgend personeel.
Microchips can be injected into accessible sites (the wrist for larger animals or scruff of the neck for smaller species. As it is important to be able easily to distinguish animals, some laboratories successfully use names for the animals, as these can easily be used to identify dominant and subordinate animals, and are considered by some to encourage the care staff to increase their respect for the non-human primates.