In de zaak Van der Kooy oordeelde het Hof van Justitie dat het preferentieel tarief voor aardgas dat werd toegekend aan ondernemingen die tuinbouw in stookkassen bedrijven, geen steun zou vormen als het „in de context van de betrokken markt objectief gerechtvaardigd [was] op economische gronden, zoals de noodzaak om de concurrentie van andere energiebronnen op die markt tegen te gaan, waarvan de prijs concurrerend is met die van de hier bedoelde energiebron” (38).
In Van der Kooy, the Court of Justice ruled that a preferential tariff for natural gas granted to undertakings engaged in hothouse horticulture would not constitute aid if it was, ‘in the context of the market in question, objectively justified by economic reasons such as the need to resist competition on the same market from other sources of energy the price of which was competitive’ (38).