We hadden al lang geleden moeten nadenken over de omvang van de industriële productie van slachtkuikens, niet alleen om redenen van dierenwelzijn, maar ook vanwege de ongeplande en onbedoelde effecten op het genetisch materiaal – bijvoorbeeld op het punt van weerstand en voortplanting – van dieren die een deel van ons voedsel uitmaken, en de gevolgen hiervan voor onszelf.
We should have thought long ago about the dimensions of the industrial production of broiler chickens, not only for reasons of animal welfare, but also on account of the unplanned and unintended effects on the genetic material – in terms of resistance and reproduction, for example – of the animals providing our food, and the subsequent effects on us.