H. overwegen
de dat het recht op eigendom als fundamenteel recht van de burgers van de Europese Unie wordt erkend in artikel 17 van het Handvest van de grondrechten, dat bepaalt dat "eenieder het recht [heeft]
de goederen die hij rechtmatig heeft verkregen in eigendom te bezitten", dat "niemand zijn eigendom [mag] worden ontnomen, behalve in het algemeen belang, in de gevallen en onder de voorwaarden waarin de wet voorziet en mits zijn verlies tijdig op billijke wijze wordt vergoed", en dat "het gebruik van de goederen kan worden gere
...[+++]geld bij wet voor zover het algemeen belang dit vereist",
H. whereas the right to private property is recognised as a fundamental right of European citizens in Article 17 of the Charter of Fundamental Rights, which provides that "[e]veryone has the right to own, use, dispose of and bequeath his or her lawfully acquired possessions", that "[n]o one may be deprived of his or her possessions, except in the public interest and in the cases and under the conditions provided for by law, subject to fair compensation being paid in good time for their loss", and that "[t]he use of property may be regulated by law in so far as is necessary for the general interest",