Die richtlijn bepaalt dat een land als veilig land van herkomst wordt beschouwd wanneer op basis van de rechtstoestand, de toepassing van de rechtsvoorschriften in een democratisch stelsel en de algemene politieke omstandigheden kan worden aangetoond dat er algemeen gezien en op duurzame wijze geen sprake is van vervolging, noch van foltering of onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing, noch van bedreiging door willekeurig geweld in het kader van een internationaal of intern gewapend conflict.
The Directive provides that a country is considered as a safe country of origin when on the basis of its legal situation, the application of the law within a democratic system, and the general political circumstances, it can be shown that there is generally and consistently no persecution, no torture or inhuman or degrading treatment or punishment and no threats by reason of indiscriminate violence or situations of international or internal armed conflict.