Verdachten of beklaagden wie de vrijheid is ontnomen, moet het recht worden verleend om ten minste één door hen aangeduide persoon, zoals een familielid of een werkgever, zonder onnodig uitstel op de hoogte te laten brengen van de vrijheidsbeneming, op voorwaarde dat geen afbreuk wordt gedaan aan het correcte verloop van de strafprocedure tegen de betrokkene, noch aan enige andere strafprocedures.
Suspects or accused persons who are deprived of liberty should have the right to have at least one person, such as a relative or an employer, nominated by them, informed of their deprivation of liberty without undue delay, provided that this does not prejudice the due course of the criminal proceedings against the person concerned or any other criminal proceedings.