3. Het te goeder trouw verstrekken, in de zin van de artikelen 30, 31 en 32, van de in de artikelen 30, 31 en 32 bedoelde inlichtingen, door een persoon, entiteit of lichaam die of dat onder deze verordening valt, dan wel door een werknemer of een lid van de leiding daarvan, geeft geen aanleiding tot enigerlei aansprakelijkheid van de persoon, entiteit of het lichaam, dan wel de werknemers of de leiding.
3. The disclosure in good faith, as provided for in Articles 30, 31 and 32 by a person, entity or body covered by this Regulation or an employee or director of such person, entity or body, of the information referred to in Articles 30, 31 and 32 shall not give rise to liability of any kind on the part of the institution or person or its directors or employees.