Met de derde prejudiciële vraag wenst het verwijzende rechtscollege te vernemen of artikel 11, § 1, vijfde lid, 8°, van de in het geding zijnde ordonnantie de artikelen 128 en 138 van de Grondwet en artikel 6, § 1, VI, vijfde lid, 3°, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen schendt, in zoverre het het Verenigd College van de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie ertoe machtigt aanvullende regels vast te stellen voor het bepalen van de gefactureerde prijzen.
In der dritten Vorabentscheidungsfrage fragt das vorlegende Rechtsprechungsorgan, ob Artikel 11 § 1 Absatz 5 Nr. 8 der fraglichen Ordonnanz gegen die Artikel 128 und 138 der Verfassung und gegen Artikel 6 § 1 VI Absatz 5 Nr. 3 des Sondergesetzes vom 8. August 1980 zur Reform der Institutionen verstosse, insofern er das Vereinigte Kollegium der Gemeinsamen Gemeinschaftskommission ermächtige, zusätzliche Regeln zur Bestimmung der in Rechnung gestellten Preise festzulegen.