Schendt artikel 4, § 2, tweede lid, 4°, van de wet van 19 maart 2017 tot oprichting van een Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, al dan niet in samenhang gelezen met de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens en met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie indien het in die zin wordt geïnterpreteerd dat de vordering bedoeld in artikel 1675/4 van het Gerechtelijk Wetboek wordt opgevat als de vordering die wordt voorgelegd aan de arbeidsr
echtbank en ook als dezelfde vordering, herhaald in hoger beroep, die wordt
voorgeleg ...[+++]d aan het arbeidshof ?
Verstößt Artikel 4 § 2 Absatz 2 Nr. 4 des Gesetzes vom 19. März 2017 zur Schaffung eines Haushaltsfonds für den weiterführenden juristischen Beistand gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, an sich oder in Verbindung mit den Artikeln 6 und 13 der Europäischen Menschenrechtskonvention und mit Artikel 47 der Charta der Grundrechte der Europäischen Union, wenn er dahin ausgelegt wird, dass das in Artikel 1675/4 des Gerichtsgesetzbuches erwähnte Ersuchen als das Ersuchen, das dem Arbeitsgericht vorgelegt wird, und ebenfalls als dasselbe, in der Berufungsinstanz wiederholte Ersuchen, das dem Arbeitsgerichtshof vorgelegt wird, zu verstehen ist?