Verse groenten en fruit mogen niet aan de consumenten worden verkocht als zij bedorven of rot zijn, gebreken vertonen, vuil zijn, zijn aangetast door insecten, onderontwikkeld zijn of, in het geval van fruit, onrijp zijn.
Frisches Obst und Gemüse darf nicht an Verbraucher verkauft werden, wenn es verdorben oder verfault, beschädigt, schmutzig, von Schädlingen befallen, unterentwickelt oder – im Falle von Frischobst – nicht reif ist.