« Schendt artikel 21, tweede lid, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State de artikelen 10, 11 en 13 van de Grondwet, alsook artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, in die mate dat er op partijen in procedures tot nietigverklaring voor het Grondwettelijk Hof geen verplichting rust om een memorie in te dienen en dat bij het niet indienen van een memo
rie geen gebrek aan belang wordt vastgesteld, terwijl er in procedures tot nietigverklaring voor de Raad van State van een arrest van de Raad voor Vergunningsbetwistingen wel een dergelijke verplichting best
aat, alsmede er een ...[+++]automatisch rechtsgevolg van niet-belang wordt gekleefd aan het niet hebben ingediend ervan ?« Verstößt Artikel 21 Absatz 2 der koordinierten Gesetze über den Staatsrat gegen die Artikel 10, 11 und 13 der Verfassung, sowie gegen Artikel 6 der Europäischen Menschenrechtskonvention, insofern die Parteien in einem Verfahren auf Nichtigerklärung vor dem Verfassungsgerichtshof nicht dazu verpflichtet sind, einen Schriftsatz einzureichen, und bei Nichteinreichung eines Schriftsatzes kein mangelndes Interesse festgestellt wird, während in Verfahren vor dem Staatsrat auf Nichtigerklärung eines Entscheids des Rates für Genehmigungsstreitsachen wohl eine solche Verpflichtung besteht und mit der Nichteinreichung eine
s Schriftsatzes die automatische Rechtsfolge des Nic ...[+++]htvorhandenseins eines Interesses verbunden ist?