De tweede prejudiciële vraag strekt ertoe van het Hof te vernemen of artikel 25, §§ 4 en 5, van het meststoffendecreet bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, doordat een persoon die wegens een inbreuk op bepalingen van het decreet een administratieve geldboete heeft betaald, nog kan worden veroordeeld tot een bijzondere verbeurdverklaring van vermogensvoordelen overeenkomstig de artikelen 42 en 43bis van het Strafwetboek, terwijl diegene die tot een bijzondere verbeurdverklaring wordt veroordeeld voor gemeenrechtelijke misdrijven geen voorafgaande administratieve geldboete heeft betaald.
Die zweite präjudizielle Frage bezweckt, vom Hof zu vernehmen, ob Artikel 25 §§ 4 und 5 des Düngemitteldekrets mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar ist, indem eine Person, die wegen eines Verstosses gegen Bestimmungen des Dekrets eine administrative Geldbusse beglichen hat, noch zu einer Sondereinziehung von Vermögensvorteilen gemäss den Artikeln 42 und 43bis des Strafgesetzbuches verurteilt werden kann, während derjenige, der wegen gemeinrechtlicher Straftaten zu einer Sondereinziehung verurteilt wird, keine vorherige administrative Geldbusse beglichen hat.