De verwijzende rechter gaat bij de vraagstelling uit van een interpretatie van artikel 39 van de Arbeidsovereenkomstenwet, volgens welke, in geval van een ontslag van een werknemer door de werkgever zonder opzeggingstermijn, een opzeggingsvergoeding verschuldigd is op basis van het « lopende loon » op het tijdstip van het ontslag, die, ten aanzien van een werknemer die zijn arbeidsprestaties heeft verminderd, derhalve wordt berekend op basis van het loon voor de verminderde arbeidsprestaties.
Der vorlegende Richter geht bei der Fragestellung von einer Auslegung von Artikel 39 des Gesetzes über die Arbeitsverträge aus, wonach im Falle der Entlassung eines Arbeitnehmers durch den Arbeitgeber ohne Kündigungsfrist eine Entlassungsentschädigung gezahlt werden muss auf der Grundlage der « laufenden Entlohnung » zum Zeitpunkt der Entlassung, die für einen Arbeitnehmer, der seine Arbeitsleistungen verkürzt hat, folglich auf der Grundlage der Entlohnung für die verkürzten Arbeitsleistungen berechnet wird.