De Minister van Binnenlandse Zaken diende een amendement in, dat werd aangenomen, en dat het recht tot vertegenwoordiging en bijstand voor de Raad van State uitbreidde tot « al de advocaten van het ogenblik dat ze opgenomen zijn op de tabel van de Orde (dus na drie jaar stage) » (Parl. St., Kamer, 1951-1952, nr. 414, p. 2).
Der Innenminister reichte einen Änderungsantrag ein, der angenommen wurde und der das Recht auf Vertretung und Beistand vor dem Staatsrat ausdehnte auf « alle Rechtsanwälte vom Zeitpunkt ihrer Eintragung im Verzeichnis der Anwaltskammer an (also nach drei Jahren Probezeit) » (Parl. Dok., Kammer, 1951-1952, Nr. 414, S. 2).