3. vindt taal het belangrijkste instrument voor rechtsbeoefenaars; vindt dat het huidige niveau van de opleiding in vreemde talen voor nationale rechters in combinatie met het huidige niveau van kennis van de Gemeenschapswetgeving niet alleen de mogelijkheden voor justitiële samenwerking inzake specifieke instrumenten beperkt, maar ook de opbouw van het wederzijds vertrouwen, een goed gebruik van de acte clair- doctrine en de deelname aan uitwisselingsprogramma's; roept alle bij de justitiële opleiding betrokken actoren op specifiek aandacht te besteden aan de scholing van rechters in vreemde talen;
3. erachtet die Sprache als das wichtigste Instrument von Angehörigen der Justizberufe; geht davon aus, dass das derzeitige Niveau der Fremdsprachenausbildung für einzelstaatliche Richter im Zusammenhang mit dem derzeitigen Kenntnisstand über das Gemeinschaftsrecht nicht nur die Möglichkeiten der justiziellen Zusammenarbeit bei einzelnen Instrumenten, sondern auch die Entstehung gegenseitigen Vertrauens, die richtige Anwendung der Lehre vom "acte clair" und die Teilnahme an Austauschprogrammen einschränkt; fordert alle an der Ausbildung von Justizangehörigen beteiligten Akteure auf, der Vermittlung von Fremdsprachenkenntnissen an Richter besondere Aufmerksamkeit zu widmen;