2. Elke lidstaat beoordeelt regelmatig zijn nationale programma en werkt dit bij, en houdt daarbij indien nodig rekening met de technische en wetenschappelijke vooruitgang en met aanbevelingen, lessen en goede praktijken collegiale toetsingen.
(2) Die Mitgliedstaaten überprüfen und aktualisieren ihre nationalen Programme regelmäßig, wobei sie gegebenenfalls dem wissenschaftlichen und technischen Fortschritt sowie Empfehlungen, Erfahrungen und bewährten Praktiken, die sich aus den Prüfungen durch Experten ergeben, Rechnung tragen.