De artikelen 2, 1°, e), en 23 van de wet van 11 april 1995 tot invoering van het « handvest » van de sociaal verzekerde en artikel 71 van de organieke wet van 8 juli 1976 betrefffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, gewijzigd bij de wet van 11 april 1995, zoals die van kracht waren op 1 januari 1997, schenden de artikelen 10 en 11 van de Grondwet niet doordat de verzoeker of begunstigde van een individuele dienstverlening over een termijn van één maand beschikt om een beroep in te stellen voor de arbeidsrechtbank tegen een beslissing die te zijnen aanzien is genomen door een openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn, terwijl de verzoeker of begunstigde van het bestaansminimum over een termijn van drie maanden beschikt.
Die Artikel 2 Nr. 1 Buchstabe e) und 23 des Gesetzes vom 11. April 1995 zur Einführung der « Charta » der Sozialversicherten und Artikel 71 des Grundlagengesetzes vom 8. Juli 1976 über die öffentlichen Sozialhilfezentren, abgeändert durch das Gesetz vom 11. April 1995, in der am 1. Januar 1997 geltenden Fassung, verstossen nicht gegen die Artikel 10 und 11 der Verfassung, insofern der Antragsteller oder Empfänger einer individuellen Hilfeleistung über eine einmonatige Frist verfügt, um vor dem Arbeitsgericht Klage gegen eine ihn betreffende durch ein öffentliches Sozialhilfezentrum getroffene Entscheidung zu erheben, während der Antragsteller oder Empfänger des Existenzminimums über eine dreimonatige Frist verfügt.