In overeenstemming met de vaste rechtspraak (43) is de Autoriteit van mening dat de noodzaak om rekening te houden met bepaalde voorwaarden (in dit geval de specifieke kenmerken van coöperaties als organisaties), hoe legitiem deze ook mogen zijn, geen rechtvaardiging
kan vormen voor het uitsluiten van selectieve maatregelen, zelfs specifieke selectieve maatregelen, van het toepassingsgebied van artikel 61, lid 1, van de EER-overeenkomst, omdat het hoe dan ook nuttig kan zijn om rekening te houden met de gegeven doelstellingen wanneer de verenigbaarheid van de staatssteunmaatregel wordt beoordeeld op grond van artikel 61, lid 3, van de EE
...[+++]R-overeenkomst.Im Einklang mit der Rechtsprechung (43) vertritt die Überwachungsbehörde die Auffassung, dass die — möglicherweise durchaus legitime — Notwendigkeit, bestimmte Erfordernisse (in diesem Fall die Besonderheiten von Genossenschaften als eine bestimmte Unternehmensform) zu berücksichtigen, nicht di
e Nichteinbeziehung selektiver, selbst spezifischer Maßnahmen in den Anwendungsbereich des Artikels 61 Absatz 1 des EWR-Abkommens rechtfertigt, da eine zweckdienliche Berücksichtigung der festgelegten Ziele auf jeden Fall bei der Beurteilung der Vereinbarkeit der staatlichen Beihilfemaßnahme mit Artikel 61 Absatz 3 des EWR
-Abkommens ...[+++] erfolgen kann.
