Het Hof wordt gevraagd of artikel 2033 van het Burgerlijk Wetboek, in samenhang gelezen met artikel 80, zesde lid, van de faillissementswet van 8 augustus 1997, bestaanbaar is met de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in de interpretatie dat het verzoek tot bevrijding van de personen die zich kosteloos persoonlijk zeker hebben gesteld, zonder voorwerp wordt wanneer een borg die de gewaarborgde schuld heeft voldaan met toepassing van het voormelde artikel 2033 verhaal uitoefent op de overige borgen.
Der Hof wird gefragt, ob Artikel 2033 des Zivilgesetzbuches - in Verbindung mit Artikel 80 Absatz 6 des Konkursgesetzes vom 8. August 1997 - mit den Artikeln 10 und 11 der Verfassung vereinbar sei, ausgelegt in dem Sinne, dass der Antrag auf Entlastung der Personen, die unentgeltlich eine persönliche Sicherheit geleistet hätten, gegenstandslos werde, wenn ein Bürge, der die besicherte Verbindlichkeit beglichen habe, in Anwendung des vorerwähnten Artikels 2033 Regress gegen die übrigen Bürgen nehme.